1.   Samenvatting

Dit onderdeel van de bouwbeschrijving geeft inzicht in de constructie van onderspiegel en boeg, de daarbij gevolgde methode en de wijze waarop gekromde delen zijn vervaardigd.

2.   Een belangrijk uitgangspunt

In het hoofdstuk ‘Opmerkingen bij de bouw van een model’ geeft Kees Dik aan dat de onderste berghouten worden aangebracht wanneer de spanten van oprichting , alsmede het spiegelspant met windferingen, zijn geplaatst [BZP, onderaan blz. 170] .
Daarvan is afgeweken. De constructie van het spiegelspant is opgebouwd inclusief hol en bol wulf en slingerlijst , maar in deze fase zonder de windferingen. Omdat de onderste berghouten aan de voorzijde van het schip op de boeg liggen is ook de boeg opgebouwd. Van de bouw van spiegel en boeg wordt in dit hoofdstuk verslag gedaan.

3.   Constructie spiegelspant tot en met de slingerlijst

Allereerst is de spiegel opgebouwd, daarna zijn de buitenste stutten van het holle en bolle wulf aangebracht. Dan zijn de hekbalk en de stutten van het holle wulf geplaatst. Tenslotte is de slingerlijst aangebracht en zijn de stutten van het bolle wulf geplaatst.

3.1.   Spiegel

Kees Dik geeft zowel in zijn boek als in zijn artikelserie aan, dat met ‘ spiegel ’ ook wel de totale achterkant van het schip wordt aangeduid en onderscheidt dan een ‘ onderspiegel ’ en een ‘bovenspiegel’. De slingerlijst zou dan de scheiding zijn tussen onder- en bovenspiegel. In dit bouwverslag gebruiken we de aanduiding ‘ spiegel ’ alleen voor het onderste min of meer vlakke deel van de achterkant van het schip.
Onderdelen van de spiegel – de hekbalk en de daaronder liggende worpen – volgen de kromming van de voorzijde van de achtersteven en verloopt daarom in het verticale vlak bol. Bovendien hebben hekbalk en worpen een kromming in het horizontale vlak. De rantsoenhouten zijn aan achterzijde van het schip vlak. Aan stuur- en bakboordzijde volgen ze de kromming van de romp. Kees Dik raadt aan bij de bouw van het model de spiegel uit één stuk hout te zagen, dat iets dikker wordt genomen en vervolgens door schuren in contour wordt gebracht [DM juli 1983, blz. 346] . Vanuit de veronderstelling dat deze aanpak lastig en omslachtig zou zijn, is daarvan afgezien en zijn alle onderdelen afzonderlijk uitgezaagd en samengevoegd.
Leidend bij de constructie de spiegel zijn de schetsen van Kees Dik [DM juni 1983, blz. 315, afb. 71] .
spiegellijnen horizontaal Om een goed beeld van de krommingen van de hekbalk en de worpen te krijgen is de opengewerkte helft van de tekening van de spiegel gekopieerd en gespiegeld samengevoegd met de oorspronkelijke opengewerkte helft (beeld onder). Dat geeft een beeld van de krommingen in het verticale vlak, die overeenkomen met de kromming van de verschillende dekken.
spiegellijnen verticaal Hetzelfde is gedaan met de waterlijnen van de spiegel (beeld boven).De waterlijnen ter hoogte van de spiegel geven een beeld van de krommingen in het horizontale vlak.
De hekbalk en de worpen van het model zijn gemaakt door uit te gaan een beukenhouten balkje van 20×20 mm, waarop de krommingen worden afgetekend (beeld onder). Aan één uiteinde wordt het balkje wat langer genomen, zodat het balkje bij het inzagen intact blijft. Pas daarna worden de uiteinden afgezaagd.
De sponning aan de achter-onderzijde van de hekbalk , waar de beplanking van de spiegel in moet vallen, is gemaakt door aan de onderzijde van de hekbalk een perenhouten strook van 1 mm dik te lijmen, die 1,2 mm smaller is dan de hekbalk .
hekbalk, afgetekend
De rantsoenhouten zijn gezaagd uit een beuken lat van 5×50 mm en daarna met de bandschuurmachine op een dikte van 3,2 mm gebracht. Vervolgens zijn de rantsoenhouten met de hekbalk verbonden. De rantsoenhouten zijn aan de onderzijde met elkaar verbonden door aan de binnenzijde drie perenhouten latjes van 6×2 mm te lijmen. Vervolgens zijn de worpen ingelaten op de rantsoenhouten .
onderste deel onderspiegel onderspiegel op achtersteven gelijmd
Tenslotte zijn de hekbalk en de worpen ingekeept (beeld linksboven) om bevestiging van de spiegel op de achtersteven mogelijk te maken (beeld rechtsboven). Kees Dik attendeert erop dat het lijnenplan van de spiegel in projectie is getekend [DM mei 1983, blz. 229] . De hoogtematen zijn in werkelijkheid daarom iets groter omdat de spiegel achterover helt. Hierdoor is de afstand (de hoogte) tussen de bovenkant van de hekbalk en de onderkant van de rantsoenhouten 1 mm groter dan op de verticale projectie (beeld bij paragraaf 1.1).

3.2.   Hol en bol wulf

Hol en bol wulf liggen tussen de hekbalk en de slingerlijst . Het holle wulf is aan de onderzijde tussen hekbalk en verdek gesitueerd en het bolle wulf aan de bovenzijde tussen verdek en slingerlijst .
Kees Dik gebruikt de term ‘ wulf ’, Otte Blom spreekt over ‘verwulf’. Het onderscheid ‘hol’ en ‘bol’ is van Otte Blom afkomstig. Blom adepten op het modelbouwforum [MBF] onderscheiden ook nog een ‘recht verwulf’. Dat is het gedeelte van de spiegel boven de slingerlijst , door Kees Dik ‘ hekkebord ’ genoemd.
In het vervolg worden hier de aanduidingen hol wulf , bol wulf en hekkebord gebruikt.
Kees Dik en Otte Blom verschillen ook van opvatting over de stutten van het holle en bolle wulf . Bij Otte Blom zijn deze uit één stuk hout vervaardigd [OB tekening ‘Beeldwerk en constructie van de spiegel en de zijgalerij ’] , bij Kees Dik steunen de stutten van het holle wulf de eindbalk van het verdek en staan de stutten van het bolle wulf op de eindbalk van het verdek . Kees Dik is niet consequent wat de positie van deze stutten betreft. In zijn schetsen van de spiegel liggen de stutten van hol en bol wulf niet in elkaars verlengde [DM juni 1983, blz. 313, afb. 69 en DM augustus 1983, blz. 404, afb. 87] in het achteraanzicht van het schip op de tekening van de langsdoorsnede van het schip [BZP] liggen de stutten van hol- en bol wulf wel in elkaars verlengde. Deze benadering is bij de bouw van het model aangehouden, dit vanwege de positie van de geschutpoorten aan de achterzijde van het verdek .
Bij de bouw van het model wordt de opvatting van Kees Dik gevolgd. Dat betekent, dat de stutten van het holle wulf de achterste verdekbalk ondersteunen.
Aangezien er geen tekeningen van de stutten van hol- en bol wulf beschikbaar zijn, kan de vorm van deze stutten alleen empirisch worden bepaald. Voorwaarde daarvoor is, dat positie en vorm van hekbalk en slingerlijst bekend zijn, met andere woorden: hekbalk en slingerlijst moeten eerst op het model worden aangebracht.
Om dat mogelijk te maken is het nodig dat de S-vormige stutten aan de buitenzijden van hol- en bol wulf , die op hekbalk staan, zijn aangebracht. De slingerlijst ligt bovenop deze stutten . De achterste verdekbalk ligt ongeveer op halve hoogte tussen deze stutten .
In het zijaanzicht van het schip zijn deze stutten S-vormig, in het achteraanzicht van het schip hebben ze een lichte kromming. Uitgaande van een beuken balkje van 20×20 mm zijn eerst een gekromde ‘plakken’ uitgezaagd. Daarna is de S-vorm hierop afgetekend en uitgezaagd.
buitenste stutten van het wulf gelijmd Om ervoor te zorgen dat deze S- stutten goed kunnen worden gepositioneerd, zijn de bovenkanten aan de achterzijde met een MDF-strookje verbonden, dat is gemonteerd op een lat, die op het bouwraam kan worden gefixeerd (beeld links). Deze stutten zijn met tandestokers als deuvel op de hekbalk gelijmd.
De slingerlijst is ook uit een beuken balkje van 20×20 mm uitgezaagd (beelden onder). De tekening van Kees Dik met de langsdoorsnede en het achteraanzicht van de spiegel [BZP tekening] laten zien dat de slingerlijst uit twee op elkaar liggende delen bestaat. Omdat dit voor de hele lengte van de slingerlijst geldt, is dit bij de bouw van het model samengevoegd en als één geheel uitgezaagd.
slingerlijst, stap 1
slingerlijst, stap 2
slingerlijst, eindresultaat

3.3.   Stutten van hol en bol wulf

achterste verdekbalk gelijmd Voorafgaand aan het bevestigen van de slingerlijst is eerst de achterste verdekbalk bevestigd (beeld rechts) en zijn de stutten van het holle wulf aangebracht, die tussen hekbalk en verdekbalk staan.
De achterste verdekbalk is zowel horizontaal als verticaal gekromd. De krommingen van de verdekbalk zijn overgenomen van het opengewerkte aanzicht van de spiegel (beeld bij paragraaf 3.1 hierboven) en het bovenaanzicht van het verdek op de tekening [BZP tekening] met de verschillende dekken van Kees Dik.
stutten holle wulf Omdat hekbalk en achterste verdekbalk verschillende krommingen hebben en ook niet overal dezelfde breedte hebben, zijn de afmetingen van de stutten in het model opgemeten en vervolgens in tekening gebracht (beeld links). Kees Dik is in zijn tekeningen en schetsen niet consequent wat de plaatsen van de stutten betreft. Besloten is om de stutten van hol en bol wulf conform het opengewerkte aanzicht van de spiegel (beeld bij paragraaf 3.1 hierboven) te plaatsen. Dat lijkt logisch als wordt uitgegaan van de positie van de geschutpoorten in de spiegel (beeld rechtsonder). De dikte van de stutten van hol en bol wulf is volgens het aanzicht van de spiegel 3 mm, met uitzondering van de middelste stut van het bolle wulf , die 4 mm dik is.
stutten holle wulf, gelijmd Bij het uitmeten van de positie van de slingerlijst bleek dat de bovenkant van de S- stutten terzijde van het hol en bol wulf te hoog was. Daarom is een inkeping van 3 mm gemaakt op de plaatsen waar de slingerlijst op de buitenste stutten van hol en bol wulf rust.
Dat zorgt enerzijds een juiste verticale positie van de slingerlijst zonder de horizontale positie aan te tasten en anderzijds voor een degelijke verbinding met de S- stutten (beeld linksonder).
stutten bolle wulf stutten bolle wulf
Op dezelfde manier als bij het holle wulf zijn de afmetingen van de stutten van het bolle wulf in het model opgemeten en in tekening gebracht (beeld rechtsboven). Door de gebogen vormen van de achterste verdekbalk en de slingerlijst zijn de afmetingen van de stutten in het horizontale en verticale vlak steeds anders. De maten die in de tekening zijn aangegeven betreffen de hoogte in het verticale vlak. Deze maten zijn iets ruimer genomen, zodat de stutten passend gemaakt kunnen worden. In de middelste stut van het bolle wulf is ter hoogte van waterlijn 11 een gaatje geboord met een diameter van 2 mm voor het doorvoeren van de meetdraad. (beelden hieronder)
stutten bolle wulf, gelijmd, achteraanzicht stutten bolle wulf, gelijmd, vooraanzicht

4.   Constructie van de boeg

Kees Dik geeft aan [BZP blz. 45, afb. 85] dat de constructiemethode van de boeg een hypothetisch karakter heeft. Dat geeft ruimte om zelf een constructie-methode te kiezen. Aanvankelijk is gekozen voor de constructiemethode met zogeheten ‘draaispanten’, die in het blad ‘De Modelbouwer’ [DM juni 1983, blz. 315, afb. 72] wordt getoond en waarvan in het boek van Kees Dik [BZP blz. 173, uiterst rechts op de pagina, model 2 en 3] foto’s worden getoond, die daarmee overeenkomen.
In de praktijk bleek deze aanpak geen kans op slagen te bieden. Draaispanten zijn halve spanten , die met de ronding van de boeg meedraaien. Daarom staan deze spanten niet haaks op de lengte-hartlijn van het schip, dus moet er een uitslag (een afbeelding van een ruimtelijk voorwerp in het platte vlak) worden gemaakt om het spant de juiste vorm te geven. Door het ontbreken van de legger – het onderste deel van een volle spant – kan er ook geen verbinding met de voorsteven gemaakt worden, hetgeen tot een zwakkere constructie leidt.
Kees Dik bevestigt in zijn boek [BZP blz. 45 commentaar bij afb. 85] dat het construeren van draaispanten geen eenvoudige zaak is. Hij geeft aan dat dit een reden zou zijn, dat er tot circa 1715 geen draaispanten werden toegepast. Genoemde afbeelding laat drie hypothetische varianten zien voor het sluiten van de boeg. Het middelste schip op de prent van Ludolf Backhuysen [BZP blz. 44, afb. 83] lijkt te bevestigen dat de boeg werd geconstrueerd met rechte spanten , haaks op de kiel. De keuze is gevallen op de onderste variant in afbeelding 85 [BZP blz. 45] .
Deze keuze leidt tot de volgende uitgangspunten:

  • De ronding van de boeg begint bij het oorspant , dus het spant op de 145 vt ordinaat [DM juli 1983, blz. 344] .De ronding buigt dan geleidelijk naar de voorsteven toe.
  • Conform het commentaar van Kees Dik bij afbeelding 85 [BZP blz. 45] worden tot de voorzijde van de jaagpoort – de voorste geschutpoort op de overloop – volledige rechte spanten geplaatst. Deze worden door Kees Dik, in navolging van Cornelis van Yk ‘stekers’ genoemd.
  • Er is een wrang – een korte legger – die bijna horizontaal tussen de steker aan de voorkant van de jaagpoort en de voorsteven is geplaatst. Op deze wrang staan draaispanten, die de boeg naar voren toe completeren tot aan de voorsteven.

4.1.   Rechte boegspanten

Uitgaande van de hiervoor opgesomde uitgangspunten is het volgende van belang:

  • Om ervoor te zorgen, dat romp aan de zijde van de boeg in verband met de uitbouw van de boeg wat steviger is, is spant nummer 61 tussen de spant nummer 60 en het oorspant geplaatst.
  • Omdat het voor het goed verlijmen van de achterste draaispant beter is, dat deze in zijn totale lengte tegen de voorste rechte spant ligt is er voor gekozen om aan de voorzijde van het oorspant op de 145 vt ordinaat de volgorde van de legger / oplang combinatie en de buikstuk / stut combinatie om te wisselen. Daarom is aan de voorzijde van het oorspant alleen een legger / oplang combinatie geplaatst ( spant nummer 63 in de tabel).
  • De achterzijde van de jaagpoort ligt volgens de bij het boek van Kees Dik [BZP] gevoegde tekening van de langsdoorsnede van het schip ongeveer op de 152,6 vt ordinaat en de voorzijde ongeveer op de 154 vt ordinaat . Dit zorgt er voor dat de stut van spant 66 op de 152,2 vt ordinaat de achterzijde van de jaagpoort vormt en de stut van spant 68 op de 156,2 vt ordinaat voorzijde van de jaagpoort vormt.
  • Aangezien de jaagpoorten schuin vaar voren zijn gericht, is de stut van spant 68 ter hoogte van de jaagpoort zodanig afgeschuind, dat deze aan de buitenzijde van de romp zeer smal is.
  • Aan de achterzijde van de jaagpoort is de oplang van spant nummer 66 naar boven doorgetrokken en ter hoogte van de jaagpoort zodanig afgeschuind, dat deze aan de binnenzijde van de romp zeer smal is.

Hieronder de gegevens van de rechte spanten in de boeg.
rechte spanten in de boeg
Ter verduidelijking: Spanten zijn genummerd van de achter- naar de voorsteven. Spant nummer 1 is het eerste loodrecht staande spant aan de achterzijde van het schip. Spant nummer 2 – de achterste spant van oprichting – staat op de 8,2 vt ordinaat , deels bovenop de scheg, die achtersteven en kiel verbindt. Het oorspant op de 145 vt ordinaat , de voorste spant van oprichting, is spant nummer 62.
Let op: in bovenstaande tabel bestaat spant 63 alleen uit een legger / oplang combinatie en de spanten 64 tot en met 68 zijn zo samengesteld, dat de buikstuk / stut combinatie steeds achter de legger / oplang combinatie ligt.
De tekening ‘Aanzicht op overloop / Langsdoorsnede’, meegeleverd bij het boek van Kees Dik [BZP] , laat in de langsdoorsnede leggers zien tot en met spant nummer 66, waarvan de stut juist achter de jaagpoort ligt en de combinatie van legger en oplang onder de jaagpoort liggen. Er moeten dus nog een spant 67 en 68 worden geplaatst om te zorgen dat de stut van het voorste rechte spant aan de voorzijde van de jaagpoort ligt (beeld hieronder).
rechte boegspanten stevenwrang geplaatst

4.2.   Voorste boegspanten

Het beeld hierboven laat zien dat op de voorsteven een wrang is geplaatst, die vrijwel horizontaal ligt.Een mal, die was gebruikt bij de mislukte poging om de boeg met draaispanten op te bouwen, is hergebruikt bij het provisorisch rond slijpen van stevenwrang en rechte boegspanten en het plaatsen van de voorste boegspanten (beeld rechts onder).
De mal is samengesteld uit triplex plaatjes waarvan de bovenkanten gelijk vallen met de waterlijnen . Van het lijnenplan, zoals dat bij boek van Kees Dik [BZP] is meegeleverd, is van het verloop van waterlijnen in de boeg een scan gemaakt. De scan is op de hartlijn van het schip in twee delen verdeeld. Het deel met de waterlijnen 6 tot 12 is gedupliceerd en gespiegeld en vervolgens samengevoegd met het niet-gespiegelde deel. Aan de hand van het resultaat (beeld links onder) zijn de rondingen van de boeg uit de triplex plaatjes gezaagd.
boeg, waterlijn 6-12 constructiemal voor de boeg
De voorste boegspanten staan op deze wrang en zijn feitelijk draaispanten, alhoewel de ronding in het voorste deel van de boeg minder sterk is.
De draaispanten zijn, beginnend bij het voorste rechte spant ( spant nummer 68 op de 156,2 vt ordinaat ), op de wrang geplaatst. De ronding van de boeg is gevolgd door steeds één zijde van een draaispant enigszins af te schuinen. De kromming van deze spanten is afgeleid van de krommingen van het voorste rechte spant alsmede de kromming van de voorsteven. Daarna wordt het draaispant bijgewerkt tot het goed past in de constructiemal voor de boeg. De draaispanten die direct naast de voorsteven liggen, de zogeheten ‘ apostelen ’, moeten langer gehouden worden omdat daartussen de boegspriet wordt opgesloten. Op modelschaal heeft de boegspriet op dat punt een doorsnede van 9,7 mm [BZP blz. 108, paragraaf 6.3.2] . Door een kleine mal te maken (beeld links onder), die 9 mm breed is en op de binnenzijde van de voorsteven wordt geklemd, kunnen de apostelen op de juiste positie worden geplaatst en blijft er 0,7 mm ruimte over om de apostelen aan de doorsnede van de boegspriet aan te passen.
constructiemal voor de apostelen boegspanten stuurboord
De apostelen zijn samen met de naastliggende spanten op de stevenwrang geplaatst. De draaispanten, inclusief het voorste rechte spant zijn vervolgens afgekort tot op de hoogte van het luizenplechtje. spantenplan voorzijde (beeld rechts boven). Van het lijnenplan, zoals dat bij boek van Kees Dik [BZP] is meegeleverd, is van het spantenplan een scan gemaakt. De scan is op de hartlijn van het schip in twee delen verdeeld. Het deel met de met de spanten aan de voorzijde van het schip is gedupliceerd en gespiegeld en vervolgens samengevoegd met het niet-gespiegelde deel (beeld rechts). De onderste gebogen lijn juist boven waterlijn 10 geeft de voorzijde van het luizenplechtje weer, de bovenste gebogen lijn de achterzijde. De buitenzijde van de boeg is afgeschuurd tot een dikte waarbij de de scheepshuid juist in de sponning valt. In het beeld rechts boven is deze sponning goed te zien.
Het aanzien van de boeg vertoont grote overeenkomst met de onderste variant in afbeelding 85 [BZP blz. 45] in het boek van Kees Dik, maar er zijn ook verschillen: op grond van de aannamen, die aan het begin van paragraaf 3.1 hierboven zijn gedaan, krijgt de jaagpoort een voorlijker positie met als gevolg dat het voorste rechte spant in de boeg meer naar voren staat, waardoor er slechts één stevenwrang kan worden opgenomen – direct tegen het voorste rechte spant – wat veroorzaakt, dat in de zo ontstane boegconstructie minder draaispanten ingevoegd kunnen worden.