1. Samenvatting
In het stadium vóór het aanbrengen van de sponningen van de geschutpoorten ter hoogte van de overloop , zijn de spanten van aanvulling geplaatst en is de romp onder de onderste berghouten geëgaliseerd. In dit onderdeel wordt aandacht gegeven aan de positie van de geschutpoorten , zowel horizontaal als vertikaal, en de vormgeving van de sponningen van de geschutpoorten .
Uit de beschrijving van Kees Dik [DM juli 1983, blz. 343 en 345] kan uit de afbeeldingen 75 (beeld links onder} en 78 (beeld rechts onder} worden afgeleid dat eerst de strooklatten zijn geplaatst voor het inpassen van de spanten van aanvulling , alvorens de openingen van de geschutpoorten en de bijbehorende sponningen aan te brengen.
Aangezien de spanten van aanvulling al zijn geplaatst is daarvan afgeweken. Door het aanbrengen van de strooklatten zou dan het aanbrengen van van de openingen van de geschutpoorten ernstig worden bemoeilijkt.
In dit onderdeel wordt toegelicht hoe de openingen van de geschutpoorten tot stand is gebracht en welke hulpmiddelen daarbij zijn gebruikt.
2. Positie van de geschutpoorten
Bij het plaatsen van de spanten van oprichting is rekening gehouden met de horizontale positie van de geschutpoorten , zoals beschreven in paragraaf 4.6 van hoofdstuk Ⅱ .
Bij het plaatsen van de spanten van aanvulling moet rekening worden gehouden met de positie van de geschutpoorten ten opzichte van het dek waarop het geschut staat. Kees Dik heeft dat gedaan door de positie van de dekken te markeren op het triplex profiel dat bij zijn werkwijze deel uitmaakt van de constructie van spanten [BZP blz. 171, afb. 580] . De onderzijde van een geschutpoort ligt op een vaste afstand het dek waarop het geschut staat. Op modelschaal is dat 7,3 millimeter boven de overloop , 5,8 millimeter boven het verdek en 3,9 millimeter boven het halfdek . Die afmetingen hangen samen met het kaliber van het geschut [BZP blz. 46, tabel Ⅲ] .
Van het gebruik van een dergelijk triplex profiel is bij de hier gevolgde werkwijze afgezien. Daarom is een andere methode nodig voor het markeren van de positie van dekken en geschutpoorten .
2.1 Hulpmiddel voor aftekenen hoogten
In deze fase van de bouw van het model gaat het om de spanten van aanvulling , die zich onder de geschutpoorten bevinden. Om te beginnen met de geschutpoorten van de overloop en – in volgende fases – de geschutpoorten van het verdek en het halfdek .
Aanvankelijk is er vanuit gegaan, dat onderzijde van de geschutpoorten met een papieren mal wordt afgetekend, naar analogie van het aftekenen van de berghouten zoals beschreven in paragraaf 3.7 van hoofdstuk Ⅴ .
Al snel bleek, dat het resultaat vanwege de gebogen vorm van de spanten te onnauwkeurig zou zijn. Daarom is voor het aftekenen van hoogten een instrument samengesteld, dat bestaat uit een buret-statief waarin een in hoogte verstelbaar vierkant profiel wordt geklemd. Met behulp van een blokhaak wordt de gewenste hoogte ingesteld (beeld links). Het is geschikt om zowel aan de binnen- als aan de buitenkant van het schip hoogten af te tekenen. Omdat het vaak ook om halve millimeters gaat is vaak, ter controle, ook de schuifmaat gebruikt. Door de afstand van de bovenzijde van de drempel ten opzichte van waterlijn 5 in te stellen op de schuifmaat en deze met de meetpen op de mal van waterlijn 5 te laten rusten. kan het hulpmiddel voor het aftekenen worden gecontroleerd.
2.2 Welke tekening is leidend?
Bij het bepalen van de hoogte van de onderzijde (ook wel ‘drempel’ genoemd) van de geschutpoorten ten opzichte van waterlijn 0 is gebleken dat er een klein, maar niet onbelangrijk verschil is tussen de tekeningen van Kees Dik.
De tekening van de langsdoorsnede van het schip kijkt als het ware van binnen naar buiten en toont dus de dagmaat van de geschutpoorten .
De tekening van het zijaanzicht van het schip toont de poortdeksels; dus de sponningmaat van de geschutpoorten . Zo is bij spant nummer 40 op de 93,8 vt ordinaat de afstand van waterlijn 0 tot de onderzijde van de poort 81 millimeter in de langsdoorsnede (dagmaat) en 82 millimeter in het zijaanzicht (sponningmaat). Dit zou juist andersom moeten zijn en vraagt om een keuze welke tekening als uitgangspunt wordt genomen.
Omdat de tekening van het zijaanzicht is gebruikt voor het bepalen van de positie van de berghouten , wordt deze ook als uitgangspunt genomen voor het bepalen van de hoogte van de onderzijde van de sponning van de geschutpoorten ten opzichte van waterlijn 0.
Kees Dik vermeldt de volgende dagmaten [DM juli 1983, blz. 342] :
- Overloop : 12,8 x 11,2 mm (b x h)
- Verdek : 11,5 x 9,8 mm (b x h)
- Halfdek en bak : 8,4 x 7,2 mm (b x h)
En hij suggereert een sponning van 0,5 millimeter op modelschaal [BZP blz. 46, paragraaf 2.16] .
2.3 Hoogte onderzijde geschutpoorten
Bij de bouw van het model zijn de spanten van aanvulling onder een geschutpoort afgetopt op de hoogte van de onderzijde van het poortdeksel. Dat is de hoogte ten opzichte van waterlijn 0 van de sponning aan de onderzijde van geschutpoort . De sponning aan de onderzijde komt tot stand door de bovenzijde van de desbetreffende spanten te bedekken met een perenhouten latje van een 0,5 millimeter dik, zoals het beeld hierboven toont. Dit wijkt af van de oorspronkelijke werkwijze, waarbij er een horizontaal balkje (ruim 80 centimeter tot ruim 1 meter, afhankelijk van de breedte van de geschutpoort ) werd ingelaten op de spanten die de zijkanten van de geschutpoort vormen. Het optische resultaat blijft hetzelfde. Aan de binnenzijde van het schip ligt een zwaardere plank, de zogeheten ‘ weger op de watergang ’, door Otte Blom ook wel ‘ schoeweger ’ genoemd. De bovenkant van de schoeweger ligt op dezelfde hoogte als het latje dat de bovenzijde van de spanten van aanvulling bedekt.
De maten in de onderstaande tabel zijn aan de hand van de tekening van het zijaanzicht opgemeten (beeld onder).
De poorten in de bovenstaande tabel zijn vanaf de achterzijde van het schip oplopend genummerd. De uiteindelijke horizontale positie van de geschutpoorten ten opzichte van de 0 vt ordinaat moet worden afgestemd op de afwijkingen die in de tabel in paragraaf 4.6 van hoofdstuk Ⅱ worden vermeld.
Vanzelfsprekend moet er bij de positiebepaling van de geschutpoorten ook rekening worden gehouden met de indeling van de binnenzijde van het schip en onderdelen aan de buitenzijde zoals de rusten voor het want.
2.4 Horizontale positie geschutpoorten
De horizontale positie van de geschutpoorten is aangegeven in de tabellen in paragraaf 3.3 van de voorgaande pagina
3. Sponningen geschutpoorten op de overloop aanbrengen
3.1 Pasmal en werkwijze.
Voor het vormgeven van de openingen van de geschutpoorten is een pasmal gemaakt (beeld rechts). De zijde met de grootste afmetingen is de mal voor de sponningen, de zijde met de kleinste afmetingen is de mal voor de dagmaat van de geschutpoort . De lengte en breedte van de kleinste zijde zijn beide 1 millimeter kleiner dan de lengte en breedte van de grootste zijde, zodat de sponning een diepte van 0,5 millimeter krijgt.
De werkwijze hangt af van de positie van een geschutpoort . Is de positie van de geschutpoort zodanig dat er geen doorsnijding van een berghout of een huidplank is, dan kan worden volstaan met een opening ter grootte van de dagmaat. De sponning kan dan tot stand worden gebracht door naderhand, wanneer de huidplanken worden aangebracht, deze ten opzichte van de dagmaat-opening een halve millimeter in te korten om zo een sponning te laten ontstaan.
Bij een geschutpoort , die een berghout en eventueel de huidplanken daaronder doorsnijdt, wordt een opening gemaakt ter breedte van de sponningmaat. Bij geschutpoorten die boven het bovenste berghout van een berghoutenpaar uitsteken, wordt dit gedaan door met een minizaagje (beeld links) aan de zijkanten in te zagen en aan de onderzijde met een scherp mes of een scherpe beitel weg te steken. Door de maten miniem krapper te nemen wordt het mogelijk met raspjes of vijltjes de correcte maat te bewerkstelligen. De opening van een geschutpoort die binnen de combinatie van een berghoutenpaar en de tussenliggende huidplanken valt of daaronder uitsteekt kan worden gemaakt door op de hoeken een gaatje van 1,5 millimeter te boren en vanuit de hoekpunten met een dunner freesje sleufjes te fresen totdat het blad van het minizaagje daarin past, waarna de opening verder uitgezaagd kan worden.
Geschutpoorten boven het berghoutenpaar moeten een opening ter grootte van de dagmaat hebben. De spanten die onder zo’n geschutpoort staan moeten iets korter worden gehouden zodat ze afgedekt kunnen worden met een perenhouten stripje dat dan de zogeheten drempel van de geschutpoort vormt. De spanten die zo’n geschutpoort flankeren moeten een opening overlaten ter grootte van de dagmaat. Waar dat niet het geval is moet afgeslankt of opgedikt worden. Tot slot moet aan de bovenzijde een balkje worden ingelaten dat rust op inkepingen in de flankerende spanten .
Waar de opening van een geschutpoort de afmetingen van de sponningmaat heeft, moeten de vier zijkanten van een laagje perenhout van een halve millimeter worden voorzien worden. De voorzijde van deze stripjes moeten samenvallen met de binnenkant van de huidplanken.
3.2 De geschutpoorten
De overloop is het onderste doorlopende geschutdek, waar de kanonnen met het zwaarste kaliber zijn opgesteld. Het merendeel van de geschutpoorten ligt iets boven het tweede berghout . De eerste 5 geschutpoorten in het achterschip doorsnijden in afnemende mate de berghouten en de tussenliggende huidplanken.
De beelden hieronder tonen de afwijkingen in de horizontale posities van de geschutpoorten ten opzichte van het aanzicht van de stuurboordzijde, zoals dat getoond wordt op de tekening van Kees Dik. Deze afwijkingen kunnen worden bestempeld als het gevolg van het natuurlijke proces van het plaatsen van de spanten .